Speerpunten onderwijsvernieuwing
Het nieuwe curriculum is volledig ontwikkeld, en vanaf 2014-2015 geïmplementeerd. Jaar drie is dit jaar voor het eerst gegeven.
Kenmerkend voor dit curriculum is de nadruk op wetenschap, public health en de organisatie van de geboortezorg, naast de medisch-inhoudelijke competenties en het professioneel handelen.
Met de medisch-inhoudelijke leerlijn leiden we op voor een verloskundige die met haar bachelordiploma bevoegd en bekwaam is in de eerste lijn en voor een deel van het medium-risk gebied. Daarom geven we meer dan in het vorige curriculum aandacht aan aanpalende medische kennisdomeinen, pathologie en klinisch redeneren en beleid bij afwijkende bevindingen.
Onze door wetenschappelijke kennis onderbouwde overtuigingen zijn onveranderd: zwangerschap en geboorte als zoveel mogelijk fysiologische gebeurtenissen, het belang van continuïteit van zorg en zorgverlener en de empowerment van vrouwen in hun voorbereiding op de bevalling en het ouderschap.
Public health, organisatie van zorg en wetenschap
Door de snelle leercurve van studenten in de eerste twee studiejaren kunnen we in jaar drie veel aandacht besteden aan de public health en de organisatie van de gezondheidszorg. Bij de leerlijn Public Health richten we ons op het ontwikkelen en evalueren van gezondheidsbevorderende interventies in de geboortezorg. De praktische kennis over de bedrijfsvoering in de eerste lijn is verplaatst naar een extra-curriculair deel van het vierde jaar. In plaats daarvan besteden we, door gastcolleges, in het curriculum diepgaander aandacht aan ontwikkelingen in gezondheidszorgsystemen, bekostiging, samenwerking en verandermanagement.
Ook de bachelorthesis wordt geschreven in jaar drie. Deze heeft, samen met de mondelinge presentatie, een omvang gekregen van 15 EC, waarmee een volwaardig onderzoek op bachelorniveau mogelijk is. In jaar vier is de eerste helft bestemd voor een minor aan een universiteit. Daarvoor zijn bestaande samenwerkingsafspraken met de VU en het AMC gecontinueerd, en zijn nieuwe overeenkomsten gesloten met de Universiteit voor Humanistiek, de RUG (Groningen) en de Open Universiteit. Een aantal van de minoren zijn tevens pre-master.
Honoursprogramma
Studenten die zich qua talent, ambitie en/of doorzettingsvermogen onderscheiden, kunnen een honoursprogramma volgen. Dit programma behelst in jaar twee en drie extra universitaire modules en een innovatieve groepsopdracht, en in jaar vier een uitbreiding op de minor. Het honoursprogramma is dit jaar voor de tweede maal gestart, met dit keer tien studenten.
Vierde jaar voorgaand curriculum
De vierdejaarsstudenten die het ‘voorgaande’ curriculum hebben gevolgd, hebben met succes en trots hun opleiding voltooid of doen dat in de loop van komend jaar. Daar waar nodig hebben zij bijscholing ontvangen op het gebied van het gebruik van CTG, lachgas en prenatale counseling, gegeven de verscherpte eisen op dit terrein. Daarmee beschikken ze over hetzelfde niveau van kennis en vaardigheden als de studenten die na hen in het nieuwe curriculum gaan afstuderen.
Stage
In de afgelopen jaren hebben we ons ingezet om tot samenwerkingsafspraken te komen met VSV’s (VOOV’s: verloskundige onderwijs- en onderzoeksverbanden). Met deze afspraken willen we het interprofessioneel opleiden en geïntegreerd stagelopen in de eerste en tweede lijn bevorderen.
De invulling hiervan verschilt per samenwerkingsverband. In het UMCU in Utrecht is een opleider verantwoordelijk voor de organisatie van zowel de eerste- als de tweedelijnsstage, en maken studenten eerstelijnsbevallingen in de tweede lijn af, als er sprake is van een medium-risk situatie. Daar hebben studenten ook onderwijs samen met coassistenten. In verschillende Groningse ziekenhuizen, waaronder het UMCG, is er niet zo’n centrale opleider, maar maken studenten wel bevallingen in de tweede lijn af. Dat geldt ook voor steeds meer ziekenhuizen in Amsterdam en omstreken. In het OLVG-west in Amsterdam is een interprofessionele unit ingericht, naar Deens en Zweeds model. In de unit zijn studenten geneeskunde, verpleegkunde en verloskunde samen verantwoordelijk voor een aantal vrouwen in het kraambed.
Sinds dit jaar bellen docenten alle studenten als ze stagelopen. In de stages in het derde en in het vierde jaar bezoeken zij hen ook, en vindt een driegesprek plaats tussen student, stagebegeleider en docent.
Studenttevredenheid
Na een paar jaren waarin de studenttevredenheid was gedaald, is deze dit jaar weer gestegen. In Amsterdam van 3,6 naar 3,8 en in Groningen van 3,4 naar 3,6. In de stijging volgen we de landelijke trend, en zien we ook dat we het nieuwe curriculum steeds beter in de vingers hebben. Op alle aspecten is de tevredenheid gestegen: de inhoud, de docenten, het onderzoek, de communicatie, de roostering. Zeker in Groningen heeft de grote aandacht voor de organisatie van de stages en het intensieve contact met studenten vruchten afgeworpen.
Selectie, uitval en rendement
Het aantal kandidaten bedroeg dit jaar 734. Daarvan zijn er zoals elk jaar 100 geselecteerd, 60 in Amsterdam en 40 in Groningen. 62% van hen had een studieachtergrond van vwo of hoger (bachelor of master).
De uitval na het eerste jaar bedroeg dit jaar 4%. Dat is in absolute zin en zeker vergeleken met de landelijke trend heel laag en een indicatie dat onze selectieprocedure functioneert, in die zin dat de studenten die worden geselecteerd inderdaad geschikt blijken te zijn.
Het nominale bachelorrendement daalt daarentegen al jaren en bedroeg dit jaar 37% (het laatste cohort van het oude curriculum). Het bachelorrendement +1 (vijf jaar) laat eenzelfde daling zien, van 80% of hoger tot drie jaar geleden tot 66% dit jaar. Beide cijfers zijn laag, en mogelijk een indicatie dat de studiebelasting erg (of te) hoog is.
We houden nauwlettend in de gaten wat het rendement van het eerste cohort nieuw curriculum zal zijn. Met name het in vier jaar kunnen behalen van de verloskundige verrichtingen en praktijkbeoordelingen is een punt van zorg. Die zorg wordt ingegeven door interne en externe factoren: het verminderde aantal stageweken en de steile leercurve die van studenten wordt verwacht, én de externe factoren (het dalend aantal bevallingen in de eerste lijn, en een dalend aantal vrouwen dat een stagiaire accepteert).